Wijnen van tweede keus
Bij mooi weer grijpen we al eens makkelijker naar lichtere en goedkopere wijnen. Een ideaal moment om te ontdekken dat het hoogste genot niet altijd bij de grote namen ligt.
Hebt u dat ook? Naarmate het weer zonniger wordt, heb ik de neiging om lichtere wijnen te drinken, met meer fruit en minder hout, meer sappigheid en minder tannines, meer plezier en minder geld. Vaak zijn dat minder bekende namen - vandaar ook de lagere prijs - maar in de context van een zachte zomeravond verschaffen ze je eigenlijk meer genot dan een klassieke bewaarwijn.
Daardoor ontdek ik elk jaar wijnen waar ik normaal achteloos aan voorbij zou gaan, maar die mij nu verrassen omwille van hun verhouding tussen prijs en kwaliteit. Sommige blijf ik drinken, zomer of geen zomer.
Zo moet je de bekende Sancerre en Pouilly-Fumé al eens opzij durven schuiven voor hun geografische buren Menetou-Salon, Reuilly of Quincy. Uiteraard moet de wijnbouwer van onbesproken gedrag zijn (Henry Pellé, Jean Teiller, André Barbier, Philippe Portier, om er enkele te noemen), maar dat geldt evenzeer voor Sancerre en Pouilly-Fumé waar sommige vignerons duidelijk profiteren van de reputatie van hun streeknaam. De heerlijk zomerse sauvignon blanc is trouwens niet alleen in Frankrijk te vinden. De Nieuw-Zeelandse wijnen van deze druif hebben al wereldfaam verworven, en ook Zuid-Afrika heeft een aardige reputatie opgebouwde wat sappige en verfrissende witte wijnen betreft.
Maar laat ons nog even in de Loire blijven: wat is er mis met een Muscadet? Ikzelf ben een fan van dit lelijke eendje onder de wijnen. Je moet natuurlijk het vele kaf van het weinige koren scheiden in deze streek van grote rendementen en nog grotere handelshuizen. Maar haar druif, de melon de Bourgogne, is uniek in de wereld, en met zorg en passie behandeld levert ze loepzuivere, mineralige wijnen. Ik heb het dan over wijnbouwers als Guy Bossard, Pierre Luneau, Serge Batard en de gebroeders Bonnet-Huteau. En hebt u de fabuleuze Amphibolite van Joseph Landron al geproefd? De man heeft een maniakale aandacht voor het terroir. En daarom heeft hij deze wijn genoemd naar het gesteente dat in één van zijn percelen terug te vinden is.
Bourgogne is nog zo'n grote naam in Frankijk. Niet onterecht, hoor. Bourgognes, zowel witte als rode, kunnen formidabel zijn, maar ze zijn helaas ook duur, zeker als ze uit het hart van de Bourgognestreek komen, de Côte d'Or. Ik maak daarom van de zomer graag gebruik om af te dalen naar de streken ten zuiden ervan, Chalonnais en Mâconnais. Daar dalen ook de prijzen, vaak lager dan de kwaliteit. Wie de Givry's van Joblot al geproefd heeft, weet wat ik bedoel. En wat de Vlaming Jean-Marie Guffens er bereikt heeft, met zijn Maison Verget of zijn eigen domeintje Guffens-Heynen, verdient alle lof. Helaas ben je in de wijnwereld nooit lang de enige die zoiets heeft opgemerkt. De vraag stijgt snel, en dus ook de prijzen. Wie voor een Saint-Véran minder wil betalen dan voor zijn beroemdere buur Pouilly-Fuissé, mag niet te lang meer wachten.
Net zoals Muscadet in de Loire, heeft ook Bourgogne zijn lelijke eendje: Beaujolais.
Vanwege haar ligging in het uiterste zuiden, en een andere druif, de gamay, wordt dit als een aparte streek beschouwd. Het hele circus rond Beaujolais Nouveau - een soort van alcoholische limonade - heeft de reputatie ervan jammerlijk aangetast, maar er zijn wijnbouwers die er magnifieke wijn maken, vol loepzuiver en sappig fruit.
En dan is er Bordeaux: hoe zouden we die grote naam kunnen vergeten? Meestal denk je niet meteen aan verfrissende wijnen voor een zomeravond, maar toch. Een Château Haut Bertinerie uit Premières Côtes de Blaye, zowel in wit als in rood, is een mooi voorbeeld van hoe een goede wijn toch goed betaalbaar kan zijn. Of Château Bonnet uit het vermaledijde gebied Entre-Deux-Mers, nog zo'n lelijk eendje. Laat de grands crus maar in de kelder liggen. Eikenhout past niet in de zomer. In de minder bekende streken van Bordeaux zijn er gelukkig wijnbouwers die begrepen hebben dat lange houtrijping geen must is.
Voor onmiddellijk drinkplezier begeef ik mij ook graag naar de zuidelijke Côtes du Rhône. Geen Châteauneuf du Pape onder het zonnescherm, alstublieft. Liever een gewone Villages. Domaine de L'Oratoire Saint-Martin uit Cairanne, La Mordorée uit Lirac, of Clos du Caillou, een gewone appellation Côtes du Rhône. Keuze zat.
En dan is er ... champagne. Een zomers aperitief is het moment bij uitstek om deze dure, vaak al te zeer aangezoete drank eens te vervangen door een schuimende wijn uit Bourgogne, de Loire, de Elzas of zelfs de Jura. Liefst "méthode traditionnelle", een andere benaming voor de champagnemethode. Sommige bieden niet alleen evenveel genot voor de helft van de prijs, maar zijn zelfs onmiskenbaar beter. Wat nog maar eens bevestigt dat "tweede keus" niet altijd "tweederangs" betekent.