Verkoop je die dure wijn of niet?

Al vaak kreeg ik een lijst van oude wijnen doorgemaild, die iemand in de kelder van een overleden familielid heeft gevonden. Met de vraag wat die wijnen zouden opbrengen bij verkoop. Meestal moet ik die persoon teleurstellen, omdat de wijnen niet behoren tot het kleine kransje van topnamen die op een veiling gegeerd zijn. Doorgaans zijn ze ook ver voorbij het tijdstip dat ze op dronk waren, en dus meer dan waarschijnlijk dicht bij het eindstation van elke wijn: azijn.
Maar af en toe zit er een wijn bij, waarvan het niet bij voorbaat verloren moeite is om er een schatting van te vragen aan een veilinghuis. Toch levert dat nog vaak een teleurstelling op, omdat de eigenaar een hogere prijs had verwacht. Alleen de astronomische prijzen halen immers de media, en daardoor krijgen we een verkeerd beeld van wat oude wijnen kunnen opleveren. Prijzen waarvan je steil achterover valt, zijn bijzonder zeldzaam en betreffen slechts een dunne toplaag van wijnen uit Californië, Spanje, Italië en Frankrijk, met daartussen soms een zoete Duitser.
En dan nog: stel dat je de eigenaar bent van zo'n zeldzame wijn, dan is de kans groot dat je hem zelf nog nooit gedronken hebt. Ga je die kans, die je misschien maar één keer in je leven krijgt, dan verkwanselen door die wijn te verkopen?
Onlangs vertelde een vriend-wijnliefhebber mij dat hij, bij het opmaken van de inventaris van zijn wijnkelder, een rode wijn had aangetroffen waarvan hij vergeten was dat hij hem nog had: Le Musigny 1990 van Jacques-Frédéric Mugnier. Ik begon al te duizelen.
Niet alleen is Le Musigny een grand cru-wijngaard waarvan er in Bourgogne maar 32 zijn, hij ligt ook in mijn favoriete gemeente Chambolle-Musigny waar de allerfijnste bourgognes vandaan komen.
Bovendien werd hij gemaakt door een wijnbouwer die een absolute topper is, en alsof dat allemaal nog niet volstond, is hij van het magnifieke jaar 1990, wat de wijn dertig jaar oud maakt waardoor hij nu mooi afgerijpt en perfect op dronk moet zijn.
"Zou ik hem verkopen?" vroeg hij mij.
"Natuurlijk niet!" antwoordde ik stellig.
"Maar hij kan drie à vierduizend euro opbrengen!"
Ik vroeg hem of hij ooit al Le Musigny had gedronken: "Nee, nog nooit."
"Wel dan? Dan moet je hem zeker niet verkopen. Wat is dat geld waard als je op je sterfbed moet beseffen dat je in je hele leven nooit Le Musigny hebt gedronken?"
Dat vond hij kennelijk een overtuigend argument.
In stilte hoopte ik dat hij ook besefte dat je aan zo'n zeldzame fles niets hebt als je hem heel alleen moet opdrinken.