2000 jaar oude wijncultuur in Hongarije
Hongarije ligt in de klimaatgordel die geschikt is voor kwaliteitswijn en heeft een even rijke en historische wijncultuur als de wijnlanden in West-Europa. Toch blijkt het een uitdaging om de wijnliefhebber van de kwaliteit van haar wijnen te overtuigen. Dat komt omdat Hongarije onder het communisme naar de marge van de wijnmarkt werd gedreven. Eigenaars van wijndomeinen werden immers verplicht om hun druiven naar een coöperatie te brengen, waar ze gemengd werden met druiven van andere wijnbouwers om er vervolgens een anonieme wijn van te maken. Aan dat demotiverende regime kwam een einde met de val van de Muur in 1989.
Vooral de zoete tokaj van Hongarije is een legendarische wijn, de eerste die van druiven met "nobele rotting" werd gemaakt, twee eeuwen vòòr men dat ook in Sauternes begon te doen. Niet te verwonderen dat Spaanse en Franse topdomeinen (zoals Vega Sicilia uit Spanje en Château Beychevelle uit Bordeaux) geïnvesteerd hebben in tokaj-wijngaarden, toen die na het communisme te koop werden aangeboden. Tokaj slaat op de gelijknamige stad, en niet op de druif die overwegend furmint is (waarvan ook droge witte wijn wordt gemaakt).
Maar Hongarije heeft meer dan zoete wijn. Het land ligt naast Oostenrijk, en het is dan ook niet verwonderlijk dat druiven die in Oostenrijk goed gedijen, dat ook in Hongarije doen, zoals chardonnay, pinot noir en blaufränkisch (in Hongarije bekend als kékfrankos). Maar er worden ook heel wat puur autochtone druivenrassen geteeld, vaak met tongbrekende namen als hárslevelú, királyleányka en kéknyelú, wat commercieel niet bepaald een voordeel is. Witte Hongaarse wijnen zijn doorgaans fris, licht en aromatisch, de rode kunnen licht en soepel zijn, maar ook donker, vol en kruidig (zoals de druivenblend Bikáver, wat "stierenbloed" betekent).