Geluk
Ik hou van champagne. Ik ben dol op champagne. En daarom ben ik vaak zo kwaad op champagne. Omdat vele exemplaren slechts trieste karikaturen zijn van het potentieel van deze streek. Te hoge productie in de wijngaard. Toevoeging van teveel suiker. Onvoldoende lange rijping vòòr de commercialisering.
Meer, sneller, makkelijker: de kenmerken van hedendaagse business. Een handel in merkaperitieven is het geworden, zoals Martini en andere aanverwante dranken die ik verafschuw. En daar vraagt men 30 euro per fles voor. Voor hergiste wijn met suiker.
Onlangs had ik champagne nodig voor een feest. Ik stapte 's morgens in mijn auto, reed 328 kilometer tot Avize in de Côte des Blancs, en was 's avonds terug thuis. In mijn koffer zat champagne van uitsluitend grand cru-wijngaarden, 100% chardonnay, zeven jaar kelderrijping (het verplichte minimum in Champagne is 15 maanden). Ik had 16 euro per fles betaald. De helft van wat Moët & Chandon kost. Voor een kwaliteit die tien keer hoger ligt.
Mijnheer en mevrouw Fallet-Prévostat - want over hun champagne gaat het - zijn natuurlijk al zeer oud, ergens achteraan in de zeventig, of zelfs vooraan in de tachtig. De wereld daarbuiten, de evolutie van de champagnebusiness, de inflatie der prijzen, het is allemaal wat aan hen voorbijgegaan, denk ik.
Dat merk ik elke keer weer als ik in de stille rue Pasteur aanbel op het nummer 56. Achter de verweerde houten poort hoor ik de kleine, kranige mevrouw Fallet-Prévostat aangeschuifeld komen. Eens op de binnenkoer, als de poort achter mij dichtvalt, keer ik honderd jaar terug in de tijd. Je gelooft je ogen niet. De helft van de gebouwen zakt zowat in elkaar. In de andere helft wonen mevrouw en mijnheer. Maar onder die gebouwen en deze koer ligt een fabelachtige voorraad champagne. Dat kan niet anders als je zeven jaar wacht alvorens je champagne te verkopen. Hier ligt permanent het resultaat van zeven oogsten in stock. Als wijnliefhebber denk je dan graag dat dit een bewust streven naar de allerhoogste kwaliteit is. Maar mevrouw Fallet-Prévostat vertelde mij ooit de ware reden: mijnheer heeft een heilige schrik overgehouden aan rampzalige jaren uit het verleden, toen de vorst zo ongenadig toesloeg dat er vrijwel geen druiven konden geoogst worden. Ze hebben toen zwarte sneeuw gezien, omdat ze niets te verkopen hadden. Met zeven jaargangen op overschot zal hen dat niet meer overkomen. "Maar ik zou toch graag hebben dat we onze flessen wat sneller verkopen", zegt mevrouw, "Ze nemen zoveel plaats in."
Dat is een understatement. In de onderaardse gangen liggen zoveel flessen dat je er alleen nog zijdelings door kan. Elk hoekje en kantje wordt benut.
Ik heb mijnheer trouwens nog nooit gezien. Hij is altijd in zijn wijngaarden bezig.
Hij kent niets anders. Hij weet wellicht niet wat hij anders zou moeten doen.
Vijf hectaren bezitten ze, allemaal grand cru. Dat is om en bij de vijf miljoen euro waard. Ze zijn dus rijk, mevrouw en mijnheer Fallet-Prévostat. Maar dat lijken ze niet te beseffen. Ze verkopen alleen aan passanten, af en toe aan een gepassioneerde invoerder. De klassieke distributiekanalen van champagne zijn een onbekende wereld voor hen. Een klassieke invoerder zou hier trouwens gillend weglopen, denk ik.
Misschien zal dat veranderen wanneer hun twee dochters alles erven. Die wilden niet in de wijngaarden werken en hebben voor een ander beroep gekozen. Liefde en zorg voor hun kinderen: dat is wellicht de diepere reden waarom mijnheer nog elke dag naar de wijngaard gaat, en mevrouw nog altijd mijn flessen "extra brut" inpakt, want die versie heb ik het liefst, met minimale aanzoeting.
Terug thuis vind ik in mijn post een persbericht van een groot champagnehuis. Over een nieuwe cuvée in een speciale fles, ontworpen door een Parijse designer, verpakt in een glitterbox. Met een zucht komt de kurk los uit een fles Fallet-Prévostat. De glazen schitteren van geluk.