Bordeaux 2006
Na het uitmuntende jaar 2005 viel de jaargang 2006 in Bordeaux tegen.
Als de Bordelezen zelf hun wijnjaar betitelen als "klassiek", dan weet je het wel: dit was een jaar waarin de druiven – in de klassieke Atlantische weersomstandigheden – niet volmaakt rijp werden. Dat wil zeggen: ze riskeren getekend te zijn door onvoldoende concentratie, scherpe zuren, bittere tannines en meer dan waarschijnlijk ook door storende houtaroma's omdat de onrijpe fruitmaterie de invloed van nieuw eikenhout niet kon verwerken.
De aandachtige waarnemer had het al zien aankomen: dit was een grillig groeiseizoen, zonder de zo gegeerde langzame en gelijkmatige rijping van de druiven. Maart was een van de natste maanden ooit, begin april kregen de wijngaarden nog af te rekenen met ijzel, in de warme droge maand juli werd de groeiachterstand enigszins ingehaald, maar door een bewolkte en koele maand augustus werd dat weer teniet gedaan. In september leek de zon opnieuw door te breken, maar halverwege, net vòòr de oogst, begon het te regenen en zelfs te stormen. Sommige wijndomeinen haalden de oogst snel binnen, al waren de druiven niet rijp. Andere verkozen te wachten, maar kregen af te rekenen met schimmel en rotting, en met "waterige" druiven die leiden tot verdunde wijn.
Tijdens de primeurweek in april 2007 – toen de piepjonge wijnen van 2006 geproefd werden door de verzamelde wereldpers – was de stemming dan ook niet zonnig te noemen, hoe hard de Bordelezen ook probeerden om de zaken zo positief mogelijk voor te stellen. Een eminente spreker maakte op het openingsdiner gewag van "un millésime sérieux", een "ernstige jaargang" dus. Wat bedoelde hij precies? Dat je aan deze jaargang niet veel plezier kon beleven? Ik vond het proeven toen alvast een ware beproeving: veel dunne, vlakke, schrale, groene wijnen.
Maar de Bordelese wijnmakers zijn geen amateurs, en ze hebben veel ervaring met moeilijke jaargangen: die komen in hun Atlantische streek namelijk nogal frequent voor.
Lange vatrijping in eikenhout van hoge kwaliteit, waarbij de wijn gedoseerd wordt blootgesteld aan zuurstof en aan de invloed van het hout, zorgt voor verstrengeling en versmelting van de verschillende componenten (fruit, zuur, tannines, alcohol), die in piepjonge wijn nog los van elkaar zitten. Daarnaast is er een effect van verzachting en afronding, waarbij de "scherpe kantjes" van de wijn verdwijnen in een homogener, evenwichtiger geheel.
De Bordelezen zijn meesters in het bekomen van deze effecten, maar wijnen van dit hoge prijsniveau horen andere kwaliteiten te hebben: intensiteit, diepgang, schakering, complexiteit en lengte. En daar mangelt het deze jaargang aan.
Hoe kan het ook anders? Dergelijk eigenschappen kan je maar bekomen met volmaakt rijpe druiven.
Niettemin is er een groot verschil tussen de zogenaamde linker- en rechteroever in Bordeaux, en dat is een gekend scenario: de dominante druif van de rechteroever, de merlot, wordt makkelijker en vroeger rijp en kon daardoor vroeger geoogst worden dan de dominante druif van de linkeroever, de laatrijpende cabernet sauvignon. Bijgevolg hebben Saint-Emilion en Pomerol minder te lijden gehad onder de regens van de tweede helft van september, en geven hun wijnen een rijpere, vollere indruk, nog versterkt door het feit dat de merlot sowieso al eerder tot dat type van wijnen leidt. De linkeroever (Médoc en Pessac-Léognan) laat een veel heterogener beeld zien.
Een vroeger rijpende zone zoals Margaux brengt het er nog relatief goed van af, althans indien de wijnmaker de fragiele fruitmaterie met voldoende precisie en zachtheid behandelde. Saint-Julien en Pauillac leveren ongelijke kwaliteit, uit het noordelijk gelegen Saint-Estèphe komt de minste vreugde in het glas. Pessac-Léognan had het blijkbaar nog het moeilijkst. Ik ben nochtans een groot liefhebber van deze appellatie omwille van de finesse, maar in deze jaargang leer je duidelijk het verschil kennen tussen finesse en schraalheid.
De Bordelese wijnmakers hebben ontegensprekelijk hun best gedaan, maar de natuur moet ook meewillen, ondanks alle technieken die vandaag in de wijngaard aangewend worden om de druiven rijp te krijgen. Sommige technieken beheerst de mens immers niet, zoals het produceren van zonlicht en het stoppen van regen.