Exclusieve proeverij: 30 jaargangen in Bordeaux
Een van de meest prestigieuze wijnkastelen van Bordeaux organiseerde een proeverij van dertig opeenvolgende jaren. Een treffende illustratie van de grote verschillen tussen jaargangen.
Château Léoville-Poyferré is niet het eerste het beste wijndomein in Bordeaux. Het werd opgenomen in het wereldberoemd geworden klassement van 1855 als "deuxième grand cru classé" uit Saint-Julien, een van de vier al even beroemde Bordelese gemeenten die hun eigen appellatie kregen (de andere drie zijn Margaux, Pauillac en Saint-Estèphe). Dat impliceert niet automatisch dat de wijnen van topniveau zijn, maar vriend en vijand erkennen dat vooral sinds 1979, toen Didier Cuvelier het roer overnam, de kwaliteit van Léoville-Poyferré stelselmatig is gestegen. Het domein is overigens sinds 1920 in handen van de familie Cuvelier, die het dus nog altijd niet verkocht heeft aan een multinational, wat met vele andere Bordelese domeinen wel al is gebeurd.
Didier Cuvelier organiseerde een proeverij van liefst 30 jaargangen van zijn wijn. En omdat zelfs in Bordeaux zulke evenementen zeldzaam zijn, ging ik graag op de uitnodiging in. Te meer omdat je via zo'n proeverij ook een beeld krijgt van een wijntijdperk, èn geconfronteerd wordt met het feit dat er altijd verrassingen zijn, die de mythe van het zogenaamde "goede" en "slechte" wijnjaar relativeren.
Het is opvallend hoezeer het kwaliteitsimago van een wijnjaar sterk bepaald wordt door de kwaliteit van dat wijnjaar in Bordeaux. Was de oogst schitterend in Bordeaux, dan ontstaat algauw de perceptie dat het in heel Frankrijk (en soms zelfs in andere landen) om een schitterend wijnjaar ging. Hetzelfde gebeurt met minder goede jaren. Frankrijk is echter een groot land, waar niet alle streken op hetzelfde moment dezelfde weersomstandigheden kennen. Laat staan dat die weersomstandigheden wereldwijd dezelfde zouden zijn.
Maar Bordeaux is nu eenmaal een van de beroemdste wijnstreken ter wereld, die haar public relations ook altijd bijzonder goed verzorgd heeft. Zo nodigen de topkastelen elk jaar de wereldpers uit om hun wijnen van de meest recente oogst te komen proeven. Vervolgens trekken ze na de botteling nog eens naar hun belangrijkste markten in de wereld om de afgewerkte wijnen nogmaals voor te stellen.
In de context van wereldwijde handel en marketing is het ook een voordeel dat Bordelese domeinen grote hoeveelheden wijn onder één en dezelfde naam produceren. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Bourgogne waar elk domein verschillende kleine percelen bezit, verspreid over het grondgebied, waarvan ook nog eens aparte wijnen met aparte etiketten worden gemaakt.
Het feit ten slotte dat Bordeaux aan de Atlantische Oceaan ligt, heeft deze streek van oudsher een commerciële voorsprong gegeven: de wijnen konden makkelijk verscheept worden naar andere landen. Om al die redenen heeft het wijnjaar in Bordeaux een wereldwijde invloed gekregen, die afstraalt op andere wijnstreken en -landen.
Zoveel aandacht heeft ook een nadeel: als de oogst tegenvalt, weet iedereen het eveneens. Vandaar dat de Bordelese kastelen zoveel belang hechten aan hun merkimago, dat de wisselende kwaliteit van de jaargangen moet overstijgen. Want dat die kwaliteit wisselend is, betwist niemand.
Als de weersomstandigheden meezitten, behoren de wijnen van Bordeaux bij de fijnste ter wereld. Maar dat is zeker niet elk jaar het geval. Bordeaux ligt immers vlakbij de Atlantische Oceaan, met alle risico's van neerslag en verkoeling vandien. Nu is het precies dat Atlantische klimaat dat voor een langzame, beheerste rijping van de druiven zorgt, wat leidt tot elegante en verfijnde wijnen. Maar de keerzijde van de medaille is dat de druiven – in het bijzonder de cabernet sauvignon – niet elk jaar optimaal rijpen, en dat de regen een spelbreker kan zijn bij de oogst. Daarom is het zo belangrijk om bij de aankoop van bordeauxwijnen de jaargangen goed te kiezen, wat nog maar eens bewezen werd in de proeverij op Château Léoville-Poyferré.
Heel wat jaargangen bevestigden hun grote reputatie: 2005, 2000, 1995, 1990, 1989, 1983 en 1982 leverden zonder meer zuivere, evenwichtige, intense, complexe wijnen. Andere jaargangen deden hun twijfelachtige reputatie eer aan: 2007, 2006, 1997, 1993, 1992, 1987, 1984, 1981 en 1980 vertoonden (in meerdere of mindere mate, en in wisselende combinaties) dilutie, monotonie, onevenwicht, onzuiverheid, bitterheid, gebrek aan concentratie en aan lengte. Sommige wijnjaren toonden dan weer aan dat zij altijd ondergewaardeerd zijn geweest, met 2004, 2001 en 1999 als meest overtuigende voorbeelden. Terwijl andere – zoals 2003 en 1988 - dan weer overgewaardeerd werden.
In elke verticale proeverij zitten verrassingen, jaren waarin een domein tegen de algemene trend in toch goed presteerde. Voor Léoville-Poyferré kwamen de grootste positieve verrassingen uit 1994 en vooral uit 1991 (een jaar met een nochtans desastreus imago). In negatieve zin viel 1996 op, een jaar dat in deze regio van Bordeaux (Médoc) een grote reputatie heeft maar in deze proeverij niet kon overtuigen.
Dergelijke proeverijen leiden je steevast naar dezelfde conclusie: proef vòòr je koopt. Want elke blinde aankoop van een wijn is eigenlijk een gok, zelfs als je het domein goed kent. En hoe ouder de jaargang, hoe groter de gok. Vòòr 1979 (het jaar waarin Didier Cuvelier aantrad) kende Bordeaux slechts weinig echt grote jaargangen. Legendarisch goede jaren zijn 1928, 29, 45, 47, 59 en 61. Maar er waren toen ook opvallend veel mislukte oogsten. 1951, 52, 54, 56, 57, 58, 60, 63, 65, 68, 69, 72, 73, 74 en 77 zijn allemaal jaren die teleurstellende tot waardeloze wijnen hebben opgeleverd. Hoe kwam dat?
In de eerste plaats omdat Bordeaux eigenlijk niet zo vaak de ideale weersomstandigheden kent. De grote wijnjaren hebben één gemeenschappelijk kenmerk: het zijn allemaal warme jaren met voldoende zon en weinig regen, en dus rijpe en gezonde druiven. Maar in het verleden kwam daar nog een versterkende factor bij: men stond nogal fatalistisch ten opzichte van de natuur en het weer. Oenoloog Michel Rolland vertelde mij ooit dat hij zijn grootvader en vader, als het weer niet meezat, altijd hoorde zeggen: "Pas de chance." Zo keek men daar toen tegen aan: men had als wijnbouwer geluk of geen geluk. Dat je de natuur een handje kan helpen om betere druiven te bekomen - door snoeitechnieken, beheersing van het gebladerte, bestrijdingsmiddelen tegen ziektes en schimmels, het voortijdig wegsnijden van overtollige trossen, trieertafels, enzovoort – dat kende men toen niet. Het was ook de tijd dat de verantwoordelijke voor het wijnmaken niet wou dat de verantwoordelijke voor de wijngaard in zijn kelder kwam, en omgekeerd. De weersvoorspellingen waren minder accuraat, zodat men vaak te vroeg oogstte om het zekere voor het onzekere te nemen.
Toen Didier Cuvelier het beheer van het familiale wijndomein overnam, stond Bordeaux aan het begin van een periode van grote investeringen in kennis en technologie om minder afhankelijk te zijn van het "geluk", en in een betere samenwerking tussen de verantwoordelijken voor de wijngaard en de wijnkelder. Dat betekent niet dat de druiven nu elk jaar volmaakt rijp worden, de natuur kan je nu eenmaal niet vervangen door techniek. Maar men slaagt er toch beter in dan vroeger om jaargangen min of meer te redden. Al betekent dat niet dat die wijnen hun sterk gestegen prijzen ook waard zouden zijn.