Brood
"Je cherche la maison de Pierre Overnoy."
Het was al donker aan het worden toen ik Pupillin binnenreed, een dorpje van amper 250 inwoners in de Jura waar de beste wijngaarden van de appellatie Arbois liggen. Daardoor ontstond trouwens de subappellatie Arbois-Pupillin.
Ik was op de terugweg van Piemonte, maar wilde absoluut wijnbouwer Pierre Overnoy ontmoeten. Gelukkig trof ik op dit uur nog iemand aan in de verlaten straten van Pupillin. Die wist mij te vertellen waar Overnoy woonde.
Pierre Overnoy wordt wel eens de peetvader van de sulfietloze wijn genoemd. Algemeen wordt aangenomen dat het zeer moeilijk, zo niet onmogelijk is om wijn te maken zonder deze stof die de wijn beschermt tegen oxidatie en bacteriën. Maar onschadelijk is sulfiet niet. Sommige mensen zijn er allergisch aan, velen zeggen er hoofdpijn van te krijgen. Vandaar dat al een hele tijd wijnbouwers proberen om wijn zonder sulfiet te maken. Dat lukt niet altijd zo best, sommige wijnen oxideren, andere ontwikkelen kwalijke geuren en smaken. Maar Overnoy kreeg het onder controle.
Het feit dat men in deze streek een traditie heeft van gewild geoxideerde wijnen en dat men het proces van oxidatie dus goed kent en beheerst, heeft daar ongetwijfeld mee te maken. Overnoys wijnen zijn levendig, intens en geschakeerd, en horen bij de beste die de Jura te bieden heeft.
Er stond niets op de deurbel. Ik belde aan, een vrouw deed open, ik vroeg of dit het huis van Pierre Overnoy was. Ik ging ervan uit dat zij niet zijn echtgenote was, want Overnoy is zijn hele leven vrijgezel gebleven. Precies daarom - omdat hij geen opvolging had toen hij met pensioen ging - droeg hij in 2001 zijn domein over aan zijn leerling Emmanuel Houillon, die vele jaren aan zijn zijde had meegewerkt. Maar zijn naam blijft nog altijd op de etiketten van de flessen staan.
Overnoy bleek niet thuis te zijn. "Hij is brood aan het bakken", zei de vrouw.
Ze wees ons de weg, die dwars doorheen een bos liep. Gezien de duisternis en de natte ondergrond was deze route eigenlijk niet geschikt voor een auto. Maar plots belandde ik op een grote open plek, en middenin die plek stond een oud gebouw. Er scheen licht doorheen de vervallen ramen.
Op gevaar af vast te rijden in de modder, parkeerde ik mijn auto zo dicht mogelijk bij het huis. Voorzichtig zoekend naar de best begaanbare stukken grond, hinkelde ik naar de deur. Ik duwde ze open en wat ik daar zag, leek wel een scène uit een sprookjesfilm. Middenin de schaars verlichte ruimte stond Pierre Overnoy broden te bakken in een oude bakoven, die nog met hout werd gestookt.
"Bonjour! "groette hij mij, kennelijk niet verrast dat hier een allochtoon naar binnen kwam. Ik legde uit dat ik bij hem thuis was geweest en dat een vrouw mij naar hier had verwezen.
"Mijn huishoudster", zei hij, "Hier, stapel die broden maar in de mand."
Ik bedacht dat dit de allereerste keer was dat ik een wijnmaker ontmoette die brood aan het bakken was.
"Ik doe dit vaak", legde hij uit, "Voor de mensen van het dorp. Vooral de kinderen zijn er verzot op."
Overnoy maakt deel uit van die mensen wier uitstraling meteen vertrouwen geeft, een combinatie van kracht en zachtheid. Ik hielp hem met het bakken van de broden, dan waren we klaar om naar zijn huis te gaan. Mijn auto raakte echter vast in de modder. Geen nood, Pierre Overnoy kwam eraan om te duwen. De kracht die hij ontwikkelde, was verrassend voor iemand die net zeventig was geworden. Ik geraakte uit mijn hachelijke situatie.
In Overnoys huis was het de zoete inval. De deur stond gewoon open, regelmatig liepen er mensen binnen en buiten die een glas meedronken. Veel jonge mensen, die graag wat opstaken van deze ervaren wijnbouwer. De inrichting van de woning duidde op een leven als vrijgezel. Een tafel en enkele stoelen, in de hoek een zetel: dat was het. Maar toch heerste hier warmte en gezelligheid.
Overnoy praatte nochtans niet veel, hij zei alleen het noodzakelijke. Meer hoefde ook niet: we proefden zijn wijnen, en die spraken voor zich.