Politiek
Eén van de problemen in de Belgische politiek schijnt te zijn dat Vlamingen en Walen vanuit een verschillende invalshoek redeneren: de Vlamingen vanuit het grondgebied, de Walen vanuit de persoon. Zo vinden Vlamingen het grondgebied bepalend voor de taal die er gesproken wordt. Terwijl voor Walen de taalwetgeving vanuit de persoon moet vertrekken. Vanwaar dat verschil? Ik heb - hoe gek het ook klinkt - een deel van het antwoord in de wijnwereld gevonden.
In de Europese wijncultuur legt men eveneens de nadruk op het grondgebied: de plek waar de wijngaard ligt. De specifieke kenmerken daarvan - bodemsamenstelling, zonexpositie, topografie .... - zijn in die visie bepalend voor de aard en de kwaliteit van de druiven, en dus van de wijn. Met een Franse (!) term wordt dat "terroir" genoemd, en de hele wijnwetgeving en wijnetikettering zijn daarop gebaseerd. Zo worden Europese wijnlanden opgedeeld in geografische zones, "appellaties" genaamd. Wil je als wijndomein de naam van de appellatie gebruiken, dan moet je binnen dit afgebakende gebied de druiven kweken en de wijn maken, volgens de regels die er gelden. Vandaar dat we Europese wijnen kennen onder gemeentenamen als Pomerol, Gevrey-Chambertin en Barolo, of onder gebiedsnamen als Côtes du Rhône, Mosel, Ribera del Duero, Alentejo en Sicilië.
In de landen buiten Europa is het vertrekpunt heel anders, met de druif in een centrale rol. Dat resulteerde in wijnetiketten waarop de druivenvariëteiten prominent vermeld staan, terwijl de herkomst ervan - de plaats van de wijngaard - minder belangrijk werd geacht. De wijnwetgeving is er ook minder streng: de druiven mogen uit zeer uitgestrekte gebieden komen, soms zelfs uit het hele land. Als er al een geografische factor is waarmee men rekening houdt, dan is dat het klimaat. Men begon immers te begrijpen dat bepaalde druivenvariëteiten (zoals pinot noir en chardonnay) beter geschikt zijn voor koelere klimaatzones, terwijl andere variëteiten (zoals grenache en cabernet sauvignon) beter gedijen in warmere gebieden. Maar de bodem een bepalende factor? Dat werd als een oud romantisch idee beschouwd, waarvoor geen enkel bewijs bestond.
De link naar onze nationale politiek wordt nog duidelijker als we nagaan waar dat verschil in visie vandaan komt.
De territoriale visie ontstond in een rurale wijncultuur met domeinen die van oudsher klein en familiaal zijn. Ze beschikten niet over de middelen voor grootschalige productie en promotie, en hadden maar één concurrentiële troef: de specificiteit van de eigen wijngaard. Doordat er bovendien zovele kleine wijngaarden naast elkaar bestonden, kon men over de jaren en generaties heen de prestaties ervan beter observeren en vergelijken. Zo merkte men dat bepaalde wijngaarden altijd betere resultaten gaven. Wat de territoriale visie nog versterkte.
De wijnwereld buiten Europa is sneller grootschalig commercieel en industrieel geworden. Er werden merkwijnen gecreëerd waarvan men zeer grote hoeveelheden nodig heeft, en dus druiven van overal. Die worden samen gevinifieerd, zodat men de verschillen tussen de wijngaarden niet opmerkt.
De Europese territoriale wijncultuur ontstond ook in een tijd van voedingsschaarste, waardoor men automatisch aandacht had voor de bodem: de vruchtbare grond diende voor groenten en fruit, de onvruchtbare voor wijnstokken. Wat achteraf de juiste keuze bleek. In de Nieuwe Wereld heeft men aanvankelijk veel vruchtbare grond opgeofferd voor wijngaarden.
Herkent u enigszins het vroegere rurale Vlaanderen en industriële Wallonië?
Vandaag is in de Nieuwe Wereld meer aandacht gegroeid voor de bodem, en in Europa voor de druif. Die toenadering lijkt in onze politiek nog niet aan de orde.