Meer genieten van betere wijn met wijnschrijver Bruno Vanspauwen

Uit het archief van de wijnschrijver

gerijpte artikels, columns, verhalen, reportages

Château de Bellet


Ik had mijn gezinsleden weer eens meegesleurd in een expeditie die ik hen als "vakantie" had verkocht, maar eigenlijk bedoeld was om een aantal wijndomeinen beter te leren kennen. Dus had ik een ingenieuze route uitgestippeld die hun verlangen naar zon en water kon verzoenen met mijn obsessie om nu eindelijk eens het Château de Bellet te bezoeken, hoog boven Nice gelegen in de piepkleine appellatie Bellet.

Zelfs Fransen kennen dit microterroir amper. Op slechts 50 hectare wordt hier wijn verbouwd door een tiental domeinen. In Bordeaux zijn er domeinen die deze oppervlakte in hun eentje al overtreffen.

Jaren geleden had ik de rode Château de Bellet geproefd in een Provençaals restaurant. De herinnering daaraan had ik nooit meer kunnen uitwissen, zo verrast en verrukt was ik over zijn fluwelige finesse en diepgang: het leek wel bourgogne. Nochtans ligt Bellet in het uiterste zuiden van Frankrijk, waardoor je meer kracht en vuur van de zon in het glas verwacht. Maar Bellet is een van die uitzonderlijke terroirs, waar alle natuurlijke factoren samenkomen om grote wijn te maken: voldoende zon, een hoge ligging, meer regen dan in de rest van Provence, een constante ventilatie en verkoeling van de zeewind, een bodem met kiezel, kalk en zand, en lokale druiven die zelfs in een zuiders klimaat voor fraîcheur en finesse zorgen. Rode wijn wordt hier gemaakt van folle noire en braquet, soorten die je nergens anders in Frankrijk - en zelfs in de wereld - aantreft. Ook de wijnen zelf zijn moeilijk te vinden. In België helemaal niet. Château de Bellet produceert maar 20.000 flessen per jaar (rood, rosé en wit samen). En ze zijn niet goedkoop: 25 €. Dat betaalt men niet makkelijk voor een wijn uit Provence.

Ik had flink wat overredingskracht moeten gebruiken om een afspraak vast te krijgen. Het domein ontvangt in principe geen bezoekers. Maar het helpt als je werkt voor een krant die vergelijkbaar is met Le Figaro.

"Het is geen omweg, het ligt amper enkele kilometers van de autosnelweg die we sowieso moeten nemen", zo suste ik mijn protesterende vrouw en kinderen.

Met dat soort uitspraken, gebaseerd op gps en Google Maps, moet je oppassen in een streek van hoogteverschillen en kronkelwegen. Vòòr ik het goed en wel besefte, waren we al een halfuur aan het slingeren langs bergwanden en haarspeldbochten, en net toen ik bijna bezweek onder de familiale druk om dit heilloze pad te verlaten, stonden we plots voor een groot ijzeren hek met daarop "Château de Bellet". Ik belde aan. "Het hek is niet op slot, rij maar naar binnen", zei een vrouwenstem. Het was Madame die ons ontving, gehuwd met wijnmaker Ghislain de Charnacé, telg van een adellijk geslacht dat dit kasteel al sinds de vijftiende eeuw bezit. Dat was te merken aan de wijze waarop Madame zich door het leven voortbewoog: vriendelijk en voorkomend, maar met afstand tegenover gewone stervelingen. "We gaan naar de wijngaard", zei ze, "Dat is het belangrijkste." Haar echtgenoot was er niet, dus reden we in mijn wagen langs het schitterende Renaissancekasteel. Dan werd de weg bochtig en steil, en zagen we plots een grote oude kapel, hoog op de top. Daarachter bevond zich het ware heiligdom: de wijngaard van Château de Bellet. De ventilatie en verkoeling van de zeewind is geen mythe: je voelt hem fysiek als je tussen de wijnstokken staat. Rondom, zover het oog reikt, zie je niets dan bossen en villa's. Temidden daarvan is de wijngaard een vreemde oase.

"Eigenlijk is onze appellatie 650 hectare", zei Madame de Charnacé, "Maar door de druk van de bouwpromotoren rond Nice zijn er nog maar weinig wijngaarden."

En terwijl ze in de verte keek, zei ze: "Maar wij blijven wijn maken."