Op audiëntie bij Vega Sicilia
De koning van de Spaanse wijnen
Wat La Romanée-Conti is voor Frankrijk, is Vega Sicilia voor Spanje. Verslag van een bezoek aan een van de meest prestigieuze wijndomeinen ter wereld.
Als je in Spanje van de wijnstreek Rioja naar Ribera del Duero reist, zie je het landschap snel veranderen. In Rioja is de natuur zachtaardig en harmonieus, Ribera del Duero is hard en ruig. Ooit was ik er in de winter, het vroor stenen uit de grond. In de zomer is het er verschroeiend heet, maar 's nachts duikt de temperatuur 20 tot 30 graden naar beneden. Ik was er ook eens in september, toen werd ik bijna omver geblazen door de wind die over deze hoogvlakte raasde. In deze extreme natuur wordt de meest legendarische wijn van Spanje gemaakt: Vega Sicilia.
Dit wijndomein met een lange en rijke geschiedenis is voor de Spanjaarden een nationaal symbool geworden, de koning vereerde het al meerdere malen met een bezoek. Andere bezoekers worden vrijwel nooit aanvaard. Ik werd er toch ontvangen, samen met Wim Vanleuven van La Buena Vida, invoerder van Spaanse wijnen.
Vega Sicilia waakt angstvallig over zijn verleden en tradities, dat zie je meteen bij het binnenrijden. Een aquaduct uit ver vervlogen tijden werd bewaard, de gebouwen werden gerestaureerd met respect voor de oorspronkelijke materialen en architectuur. Hier wordt al wijn gemaakt sinds 1864, toen de toenmalige eigenaar van Vega Sicilia, de Spaanse zakenman Eloy Lecanda, 18.000 "exotische planten" invoerde uit Bordeaux: wijnstokken van onder meer cabernet sauvignon en merlot. Hij was de eerste die bewees dat hier, in Ribera del Duero, topwijn kon gemaakt worden.
Maar de familie Lecanda geraakte in financiële moeilijkheden, het domein werd verkocht, nadien nog meerdere malen doorverkocht, en riskeerde een vergane glorie te worden. Tot het in 1982 werd overgenomen door de familie Alvarez, een van de rijkste families van Spanje. David Alvarez, een wiskundeleraar, stampte in één generatie een gigantische dienstengroep uit de grond, de Gruppo Eulen. Die stelt vandaag 100.000 mensen te werk in Spanje en Zuid-Amerika, in sectoren als schoonmaak, bewaking, interim, tuinieren, enzovoort.
De familie investeerde niet minder dan 25 miljoen euro in Vega Sicilia. De tijden waren immers veranderd: de Spaanse "wijnrevolutie" was volop aan de gang, de kwaliteit schoot overal de hoogte in. Voor Vega Sicilia was het niet langer evident om aan de top te blijven. Maar David Alvarez was vastbesloten om dit prestigieuze domein nieuw leven in te blazen. Hij heeft vier zonen en drie dochters, en stelde zijn zoon Pablo aan om Vega Sicilia voltijds te leiden. We worden door hem ontvangen.
Veel geld is een voordeel als je van plan bent een van de beste wijnen ter wereld te maken: je hoeft je niet te richten op de snelle verkoop, je hebt tijd.
"Hier wordt nooit wijn gemaakt van stokken die jonger zijn dan tien jaar", zegt Pablo Alvarez.
De topwijn, Unico, brengt tien jaar in de kelders van het domein door alvorens op de markt te komen, dat is zeldzaam. Er zijn maar 100.000 flessen van, de druivensoorten zijn tempranillo (de belangrijkste Spaanse wijndruif) en cabernet sauvignon. Slechts 35% van de productie wordt uitgevoerd naar meer dan veertig landen, de rest wordt in Spanje zelf verkocht. De verkoopprijs van een fles Unico schommelt rond de 200 euro.
Van de "tweede" wijn, Valbuena, worden maximaal 200.000 flessen geproduceerd, de druivensoorten zijn tempranillo, malbec en merlot. De prijs per fles bedraagt om en bij de 75 euro.
Pablo Alvarez neemt ons mee naar zijn tonelería: "Hier maken wij onze eigen vaten van Amerikaanse eik. Het is een traditie die uitsterft, maar wij willen haar in stand houden."
De wijnen van Vega Sicilia rijpen deels op Amerikaanse, deels op Franse eik. De Franse vaten worden aangekocht, maar ook hier onderhouden en hersteld.
Het meest verrassende nieuws vertelt Pablo Alvarez ons nu pas: op het domein, dat in totaal duizend hectare groot is, werden 20.000 kurkeiken aangeplant.
"Binnen 45 jaar kunnen we onze eigen kurken fabriceren", zegt hij, alsof het de gewoonste zaak van de wereld betreft.
Het is 21 september, de oogst is vroeg dit jaar. De laatste druiven komen binnen en worden verwerkt in de prachtige vinificatiekelders. Voor de plukkers is het hun laatste dag. De jonge oenoloog, Xavier Ausás, is druk in de weer (hij volgde de legendarische wijnmaker Mariano García op, die nu zijn eigen domein Mauro heeft).
Pablo Alvarez nodigt ons uit voor de lunch. Het is duidelijk dat hij behoort tot een van de rijkste families van Spanje: er gaat een bodyguard mee. In het restaurant blijkt een hele verdieping te zijn afgehuurd voor onze tafel alleen.
"Hier kan je het vlees proeven van onze eigen runderen", legt hij uit, "Wij kweken deze raszuivere dieren op ons domein, in volle vrijheid en met hoogwaardige voeding. Het is een bergras dat Parda de Montaña heet. Het vlees ervan gaat perfect samen met onze wijnen."
Het vlees is inderdaad verrukkelijk: mals, verfijnd en intens smaakvol tegelijk. Maar Pablo Alvarez heeft ook nog een prachtige reeks wijnen meegebracht. Sinds zijn aantreden op Vega Sicilia heeft hij niet stilgezeten. Hij heeft het domein opnieuw naar de top gebracht, maar tegelijk ook het wijnpatrimonium van de familie uigebreid.
Zo krijgen we als aperitief een droge witte wijn uit Hongarije, nobel en fluwelig, gemaakt van de lokale druivensoort furmint. Vega Sicilia heeft namelijk geïnvesteerd in het Hongaarse wijndomein Oremus: "Toen in Hongarije de vrije markteconomie werd geïnstalleerd, ging de regering op zoek naar Europese kopers voor hun wijndomeinen. We kregen het aanbod om Oremus te kopen tegen een zeer interessante prijs, en we zijn erop ingegaan."
Dan komen de rode wijnen aan de beurt. Vlakbij Vega Sicilia richtte Pablo Alvarez een ander wijndomein op: Alión. Hier worden de wijnen (van uitsluitend tempranillo) volgens een meer moderne aanpak gemaakt, maar wel door het team van Vega Sicilia.
Ook in de appellatie Toro werd geïnvesteerd, de wijn heet daar Pintia (100% tempranillo). De wijnen van Toro zijn doorgaans stevig en krachtig, met veel tannines.
Maar de tannines van Pintia zijn nobel en mooi verspreid over het hele smaakgebied, zodat de wijn nooit bitter of rustiek wordt.
Als de Valbuena aan de beurt komt, valt de sprong in kwaliteit meteen op. Nochtans is het geen makkelijk jaar: 2002. Toen Pablo Alvarez in België was, had ik de gelegenheid om de jaargangen van 2001 tot en met 1997 te proeven. De 1999 en 2000 kwamen toen naar voor als de meest complete wijnen.
De absolute top wordt tot het laatste bewaard: de Unico 1991 en 1981. De 1991 is eigenlijk te jong, hij vertoont haast geen spoor van evolutie en is nog wat stroef en gesloten. Maar de 1981 ontplooit zich volledig, en vertoont een uitzonderlijke finesse, complexiteit en nazinderende lengte. Samen met het rundsvlees is dit genieten op het hoogste niveau.
De maaltijd wordt afgesloten met een zoete tokaj van 1999 uit het Hongaarse domein. "We hebben nog geen minuut spijt gehad van deze investering", zegt Pablo Alvarez.
Ik nip van mijn glas en denk: ik ook niet.
Het hotel-restaurant waar je zowel de wijnen als het rundsvlees kan proeven, heet Fuente de la Aceña, en bevindt zich in het dorp Quintanylla de Onesimo: www.fuenteacena.com.