Onbeminde druiven
Van sommige druiven kan je zogezegd geen goede wijn maken. Tot een gedreven wijnbouwer het tegendeel bewijst.
Cabernet sauvignon, merlot, chardonnay, sauvignon blanc, syrah: het zijn druivensoorten die overal ter wereld geteeld worden, en overal ter wereld een ruim publiek bereiken. Er worden wijnen mee gemaakt in alle prijsklassen. Mensen kiezen ervoor omdat ze makkelijk te vinden zijn, vertrouwd en herkenbaar smaken, en een min of meer constante kwaliteit bieden. De "nobele druivensoorten" noemt men ze wel eens. Vele wijnbedrijven planten ze aan omdat ze commercieel succes garanderen.
Maar precies door hun wereldwijde succes roepen deze wijnen na verloop van tijd een gevoel van déjà vu (of déjà goûté) op. Wijnliefhebbers gaan graag op zoek naar nieuwe opwindende smaken van minder bekende druivensoorten. En de jongere generatie wijndrinkers noemt men wel eens de ABC-generatie: "Anything But Cabernet" of "Anything But Chardonnay".
Toch zal de doorbraak van minder bekende druivensoorten nog niet voor morgen zijn. Sommige gaan al te zeer gebukt onder de reputatie geen "nobele druif" te zijn, en worden vrijwel uitsluitend gebruikt als aanvulling in een blend. Andere hebben een hoog zuur- en tanninegehalte, en schrikken de met zoet opgevoede wijndrinker af. Nog andere werden slechts in één bepaalde wijnstreek aangeplant, en zijn een plaatselijk fenomeen gebleven.
Doordat ze zo weinig bekend zijn, is er geen vraag naar, waardoor ze zelden worden aangeplant, en bijgevolg onbekend blijven: een vicieuze cirkel.
Gelukkig zijn er in de wijnwereld altijd wel enkele eigenzinnige wijnbouwers te vinden die willen bewijzen dat je met een "onedele" druif wel degelijk een edele wijn kan maken, en met een regionale druif de internationale klassewijnen kan evenaren. Ze hebben geen zin om de zoveelste bordeauxblend te maken, en streven naar een hoogst persoonlijke en originele wijn: de allerindividueelste expressie van hun allerindividueelste emotie, zeg maar.
Wijnbouwer Ostertag uit de Elzas is zo iemand. Terwijl de sylvanerdruif de reputatie heeft tot zurige en smaakloze wijnen te leiden, slaagt hij erin het beste uit deze druif te halen en er een heerlijke wijn van te maken. In Duitsland bereikt men er nog betere resultaten mee, zoals de sylvaners van August Kesseler (uit Rheingau) en van Juliusspital (uit Franken) overtuigend bewijzen. Een zeer verrassende sylvaner vond ik bij wijnbouwer René Favre uit het Zwitserse Valais (waar deze druif johannisberg wordt genoemd). Zwitserland staat ook bekend voor een ander lelijk eendje onder de druiven: de chasselas (ter plaatse vaak "fendant" genoemd). Met zijn "Dézaley Médinette" heeft wijnbouwer Louis Bovard weliswaar het lelijkste wijnetiket ter wereld geproduceerd, maar tevens de beste chasselas die ik tot hiertoe proefde. En zeggen dat deze druif, onder meer in Oost-Europa, als tafeldruif wordt verbouwd.
De "melon de Bourgogne" heeft al evenzeer een imagoprobleem. Ze is niet eens gekend onder haar eigen naam, men kent veel beter de wijn die ervan gemaakt wordt: de muscadet. Het moet gezegd dat Muscadet (de streek) haar reputatie serieus verkwanseld heeft door voor massaproductie en lage prijzen te kiezen. Daardoor ontstond de indruk dat de "melon de Bourgogne" alleen tot zurige mosselwijn kan leiden. Het tegendeel is waar: onder behandeling van een goede wijnbouwer (Joseph Landron, Pierre Luneau, Guy Bossard) is deze druif in staat om verrukkelijk mineralige wijnen te produceren, die bovendien lang kunnen ouderen en een verrassende complexiteit ontwikkelen. Hoewel haar naam duidt op haar Bourgondische afkomst is zij vandaag alleen in Muscadet te vinden.
In dezelfde categorie regionale druiven treffen we de ribolla gialla uit Friuli aan, een wijnstreek in de noordoostelijke uithoek van Italië. Elke rechtgeaarde wijnliefhebber zou enkele witte wijnen van ribolla gialla in zijn kelder moeten hebben (van Gravner of Radikon bijvoorbeeld), al was het maar omdat zij zo prachtig en boeiend verouderen.
Ten westen van Friuli, in Trentino, staat dan weer de lokale teroldego aangeplant. De rode wijn die daarvan gemaakt wordt, heeft een intrigerende smaak waarin zwarte bes, bittere kers, aarde, blad en rook door elkaar verweven zijn. Zuren en tannines zijn nadrukkelijk aanwezig, en zorgen ervoor dat de wijn na rijping een ongekende diepte en complexiteit bereikt. De wijnbouwster Elisabeth Foradori heeft van het vinifiëren van teroldego zowat haar levenswerk gemaakt.
In Oostenrijk heb ik dan weer een voorliefde voor de inheemse blaufränkisch. De fluwelige textuur en intense smaak, getypeerd door rode kers met een mooie bittertoets van kersenpit, slagen er altijd weer in mij minstens één glas meer te doen drinken dan ik aanvankelijk van plan was. Paul Lehrner, Hans Nittnaus en Ernst Triebaumer zijn wijnbouwers die met deze druif goed overweg kunnen.
Gelukkig zijn ze er, deze wijnbouwers die de diversiteit van het wijnaanbod in stand houden. Zonder hen zou de wijnwereld ontegensprekelijk een stuk minder boeiend zijn.