De jonge wijnbouwers van Bourgogne
Op 500 kilometer van Brussel ligt één van de meest beroemde wijnstreken ter wereld: Bourgogne.
Die beroemdheid heeft haar parten gespeeld. Doordat de wereldvraag naar bourgognewijnen zoveel hoger was dan het aanbod, gingen vele wijnbouwers in de jaren '70 en '80 door de knieën: zij kozen voor kwantiteit in plaats van kwaliteit. Zo konden ze meer wijn verkopen, aan even hoge prijzen.
Maar het feest bleef niet duren. Vele bourgogneliefhebbers haakten af. De pinot noir- en chardonnay-wijnen van de Nieuwe Wereld zagen hun kans schoon.
Vandaag is een nieuwe generatie wijnbouwers, dertigers en jonge veertigers, vastbesloten om de kwaliteit van de bourgognewijnen weer op te krikken. Ik ging hen opzoeken.
Ze doen het helemaal anders, hebben er soms zelfs ruzie over gemaakt in hun familie, maar toch zijn de meeste jonge wijnbouwers mild in hun oordeel over hun ouders en grootouders.
"Hoe zou je zelf zijn?", krijg ik voortdurend te horen. Deze mensen waren wereldberoemd. Ze moesten geen inspanning doen om hun wijnen te verkopen. Integendeel: ze moesten voortdurend potentiële kopers meedelen dat ze geen wijnen meer hadden.
Wie kan dan weerstaan aan de lokroep van meer rendement? Wie kan het hen verwijten dat zij eerder op hun reputatie gingen teren in plaats van te investeren in nieuwe kennis, in kwaliteits- en technologische verbetering?
Investeren is financieel trouwens moeilijk haalbaar voor de vele kleine wijnboeren in Bourgogne die slechts 5 à 10 hectaren bezitten.
Maar meer rendement leidt tot gedilueerde wijnen. En dus werd er overvloedig gechaptaliseerd (het bijsuikeren van het gistende sap) om de wijnen meer alcohol en body te geven. Wat dan weer leidde tot onevenwichtige wijnen die eerder aan snoep dan aan fruit deden denken.
Niemand die daar om maalde. De toeristen bleven kopen. En de rest van de productie was toch bestemd voor de handelshuizen.
Bovendien kwamen in die periode tal van chemische producten op de markt die de wijngaarden perfect beschermden tegen ziektes en insecten. Met chemische meststoffen werd de productie verder opgedreven.
De huidige generatie zit met de gevolgen: de grond, het zo geroemde "terroir" waarop Bourgogne zijn wereldreputatie had gebouwd, werd op vele plaatsen morsdood gemaakt. En dat herstel je niet van vandaag op morgen.
Het werd dus tijd dat er iets gebeurde. De kinderen en kleinkinderen van deze wijnbouwers hebben het roer omgegooid. Zij zagen de wereldmarkt evolueren, studeerden oenologie aan wijnuniversiteiten in plaats van de familiale tradities blindelings te volgen, en leerden de biologische wijnbouw kennen. Zij vonden dat er meer respect moest komen voor de typiciteit en de uitzonderlijke kwaliteiten van het Bourgondische terroir en haar druiven, de chardonnay en pinot noir.
Biologische landbouw
"Planten zijn als mensen", zegt Patrice Rion, "Ze moeten zich goed voeden. En dat kan niet in vervuilde grond."
Daarom - toen hij het domein van zijn vader Daniel Rion in Prémeaux-Prissey overnam - begon hij de reconversie naar biologische wijnbouw.
Nieuwe producten en technieken, die in de tijd van zijn vader niet bestonden, maakten dat ook mogelijk.
"Het was hoog tijd", zegt hij, "Al mogen we nog van geluk spreken. De wereldvraag naar wijn is alsmaar blijven stijgen. En daarom is de vraag naar Bourgogne nooit gedaald, ondanks de lagere kwaliteit en de toenemende concurrentie. Maar het kan keren. We mogen niet blind zijn voor wat in de wereld gebeurt. We zijn niet meer automatisch de beste. We moeten dus zorg dragen voor onze sterkste troef, voor wat ons onderscheidt: onze terroir."
Die openheid voor de wereld is een eigenschap die ik overal aantref bij deze jonge wijnbouwers. Ze gaan vaak in andere landen wijn proeven, en geven zelfs toe dat niet alleen de "bourguignons" pinot noir en chardonnay kunnen vinifiëren. "Maar niemand heeft een terroir zoals wij".
Patrice Rion is geen dromer. Hij combineert zijn geloof in de biologische wijnbouw met de technologische en wetenschappelijke vooruitgang, die belangrijk is voor een zorgvuldige en hygiënische vinificatie. (Hij is trouwens één van de weinigen die het financieel aangedurfd heeft om te investeren in moderne wijntechnologie.)
Van de industrialisatie van de wijnbouw heeft hij echter schrik, want dat leidt tot uniformisering. "Wijn blijft een artistieke keuze."
Het domein Rion bezit 20 ha, vrijwel uitsluitend beplant met pinot noir. Patrice creëerde ook een zeldzaamheid: een witte Nuits-Saint-Georges (1er Cru Les Terres Blanches) van pinot blanc!
"Niemand kan er pinot blanc in herkennen!" lacht Patrice, wat me gerust stelt want ik kon het evenmin. Het terroir is hier zo dominant aanwezig dat de pinot blanc een heel andere expressie krijgt.
De rode wijnen van Rion zijn geconcentreerd, soepel en rijk aan fruit. Jong drinkbaar maar met voldoende bewaarpotentieel.
Vòòr we afscheid nemen, vraagt hij me heel nadrukkelijk naar mijn mening over zijn wijnetiketten. Ik vind ze wat Californisch van stijl, ze doen ook eerder aan een handelshuis denken dan aan de individuele wijnmaker die hij is. Patrice Rion luistert aandachtig, vraagt me om nog specifieker te zijn in mijn kritiek. Dat zou een Bourgondische wijnbouwer vroeger nooit gedaan hebben.
Alain Meunier woont vlakbij, en evolueert ook naar biologische wijnbouw. Maar hij creëert een andere stijl van wijnen: meer doortimmerd, minder snel op dronk.
Hij begon wijn te maken op zijn 25ste. Voordien had hij nog geen wijnstok van dichtbij gezien. Hij komt trouwens uit de streek tussen Chablis en Dijon, waar geen wijngaarden zijn. Door zijn vrouw, Sofie Confuron, te leren kennen, groeide ook zijn passie voor wijn.
Vandaag biedt hij wijnen aan onder het label van zijn overleden schoonvader Jean-Jacques Confuron, en onder het label Féry-Meunier, een wijnbedrijf dat hij heeft opgericht met advocaat Jean-Louis Féry uit Lyon, die een domein van 10 ha heeft ingebracht.
Alain Meunier vindt de biologische wijnbouw niet alleen beter voor het milieu, maar ook voor de wijn omdat het terroir zich beter exprimeert.
Hij bezit nu in totaal 25 ha (waarvan 8 ha aangekochte druiven), en wil niet verder groeien in volume, wel in kwaliteit. "Ik heb 3 kinderen", zegt hij, "Ik wil hen zien opgroeien. Ik wil niet alleen wijn maken in mijn leven."
Dat streven naar evenwicht tussen familie en werk is ook nieuw in Bourgogne. Voor de vroegere generaties beheerste wijnmaken hun hele dagelijkse leven. Vandaag is zelfs in de kleine Bourgondische dorpjes de trend naar meer levenskwaliteit doorgebroken.
Anne Gros was vastbesloten om met haar wijnen tot de wereldtop te behoren, en is daar ook in geslaagd.
"Waartoe dient het anders om een deel van mijn leven op te offeren aan de wijnbouw?", zegt ze. Ze had een groots project nodig, anders hoefde het voor haar niet.
Dat streven naar de hoogste kwaliteit strookt perfect met haar wens om het kleinschalige en artisanale karakter van haar wijnbedrijf te behouden, zodat ze tijd overheeft voor haar familie. "Ik wil kwaliteit in mijn werk, maar ook in mijn leven."
Anne Gros stamt uit een zeer oude wijnbouwersfamilie van Vosne-Romanée, en zag als kind vooral de negatieve kanten van het vak: geen vrije tijd, geen familieleven.
Maar toen haar vader François gezondheidsproblemen kreeg, begon ze met hem samen te werken. Het boterde echter niet. Anne wou overstappen op biologische wijnbouw, met minder rendement, en meer hygiëne tijdens de vinificatie. Terwijl haar vader drievierde van de productie verkocht aan handelshuizen (en de rest aan toeristen), wilde Anne het hele proces controleren van begin tot eind, haar eigen wijn creëren, voor een publiek van echte liefhebbers en kenners.
Haar vader zag dat als kritiek op zijn werkwijze. De situatie werd onhoudbaar: op haar 22ste nam Anne het domein over.
Ze ziet er frêle uit, maar wat ze helemaal op haar eentje verwezenlijkt heeft, dwingt bewondering af. (Haar man heeft zijn eigen apart wijnbedrijfje: Anne stond erop haar eigen project te hebben.)
Ze heeft haar zaken goed op een rijtje, heeft veel nagedacht, en haar eigen syntheses gemaakt.
Zo werkt ze biologisch, maar niet fanatiek. ("Ik kan mij financieel niet permitteren een oogst te mislukken omwille van een biologisch dogma.")
Ze heeft respect voor de natuur, praat zelfs over "l'intimité entre le sol, la plante et moi", maar zweert de technologie niet af.
Die gedoseerde aanpak leidt tot waarlijk schitterende (en ook dure) wijnen, die getuigen van haar streven naar evenwicht: geconcentreerd maar niet massief, harmonieus maar toch complex, krachtig en zalvend tegelijk, met nobele verweven tannines, en een mooie dosering tussen eik en fruit.
Chambolle-Musigny "La Combe d'Orveau", Vosne-Romanée "Les Barreaux", Clos Vougeot, Richebourg: niet alleen bezit ze een aantal wondermooie terroirs, ze slaagt er ook in de typiciteit van elk terroir tot uiting te laten komen.
"Ik werk met wijn zoals ik in de keuken werk", zegt ze, "Met respect voor de natuurlijke smaak van de ingrediënten."
Zelden vond ik het zo moeilijk een wijn terug uit te spuwen.
De biodynamici
Dominique Lafon, Eric de Suremain, Nathalie Tollot en zelfs het gereputeerde Domaine Leflaive (niet te verwarren met Olivier Leflaive) vinden dat de biologische wijnbouw niet ver genoeg gaat. Zij hebben zich bekeerd tot de "biodynamie".
Zo ook Jean-Louis Trapet, zoon van de beroemde Jean Trapet, telg van de vijfde generatie van één van de meest gerespecteerde wijnbouwersfamilies uit Gevrey-Chambertin.
Jean-Louis is onze afspraak vergeten: het typeert zijn poëtische, wat dromerige geest. Maar uiteindelijk onderhoudt hij mij de hele voormiddag over "la biodynamie", terwijl hij uitvoerig Bourgondische schrijvers citeert die de lof van de wijngaard bezongen hebben.
"Vroeger was de grond voor de wijnbouwers alleen maar een middel om wijnstokken te kweken", vertelt hij, "Terwijl de grond de essentie is."
Hij maakt een interessante vergelijking tussen de evolutie van de wijnstok en deze van de wijn: "De wijnstok begint bij de wortel, en gaat dan via de bloem naar het fruit. De wijn in de fles volgt het omgekeerde traject: eerst de aroma's van fruit, dan komen bloemige aroma's, en ten slotte gaat wijn opnieuw smaken en geuren naar de grond, de wortel. De wijn vertrekt dus van de aarde, en keert er naar terug."
Daarom vindt de biodynamie het respect voor de grond zo belangrijk. In plaats van de ziektes jaarlijks te bestrijden, wil zij de immuniteit van de wijnstok versterken tegen ziektes. Hij vergelijkt het met de homeopatische geneeskunde.
Maar het gaat verder dan dat: de biodynamie gelooft ook in "kosmische krachten". Zo zouden electriciteit en inox in de vinificatieruimte een schadelijk effect hebben op wijn en mens. Bepaalde natuurlijke behandelingen van de wijngaard mogen slechts op bepaalde ogenblikken van de dag gebeuren.
En men is er zelfs van overtuigd dat het paard opnieuw in de wijngaard moet komen in plaats van de tractor. Voor een gedeelte van zijn wijngaarden doet Jean-Louis dat al .
De biodynamici huldigen ook het principe van de non-interventie: "De wijnstok en de wijn leiden hun eigen leven. Wij grijpen niet in. Wij begeleiden alleen maar." Vandaar ook dat het onkruid welig tiert in biodynamische wijngaarden.
Sommige, zoals Jean-Yves Bizot uit Vosne-Romanée, gaan zeer ver in hun non-interventionisme. "Surtout ne rien faire", is zijn devies. Geen bemesting ("Zo blijven de rendementen automatisch laag"), geen chaptalisering, geen acidificatie, filtratie, collage of soutirage.
De duur van de rijping in houten vaten "bepaal ik niet, maar de wijn". Hij weigert zelfs de druiven te ontristen vooraleer ze in de gistingskuip gaan. Een nobele theorie misschien, maar de wijnen smaken er in hun jeugd wel hard en bitter door.
Jean-Yves Bizot heeft het er voor over. Wijn moet tijd hebben, zegt hij. En zo heeft hij ook tijd. Om naar Indië te gaan, zijn favoriet land. Of dat een keuze is die te maken heeft met zijn filosofie? "Helemaal niet", lacht hij, "In Indië is geen wijn. Heerlijk!" Gelukkig hebben ze gevoel voor humor, de biodynamisten.
Een buitenbeentje
Wie ook het non-interventionisme huldigt, maar om heel andere redenen, is Hubert Chavy. Als ik zijn domein binnenrijd, zit hij in zijn tuin temidden van een luidruchtige groep Amerikaanse vrienden, aan een tafel waarop reeds een behoorlijk aantal lege wijnflessen staan. Uit het huis weerklinkt harde acid jazz, die scherp contrasteert met de burgerlijke kalmte van het dorpje Meursault. Een gespierde kerel - kortgeknipt haar, modieuze zonnebril - staat op om mij te begroeten: "C'est moi, Hubert. Et vous?"
Ik kan het haast niet geloven. De man lijkt eerder op een rock 'n' roll muzikant dan op een wijnbouwer.
Hij maakt trouwens al vlug duidelijk dat zijn leven niet alleen om wijn draait: "Ik hou van drinken en van feesten. Ik ga graag vissen in het buitenland. En ik hou van mijn kinderen. Die wil ik helpen om in het leven te stappen. Dat is mijn belangrijkste project: ik denk er nu al aan het domein aan hen over te laten. Ik ga niet tot aan mijn pensioen in de wijngaarden staan."
Hij zegt weinig te werken omdat hij een groot vertrouwen heeft in de natuur en in de wijn: "Ik laat alles gebeuren."
"Le showbizz du vin" interesseert hem niet. Hij stuurt geen wijnen naar Parker of naar La Revue du Vin de France. Hij doet geen moeite om ze te commercialiseren. "C'est du bouche à l'oreille."
Hubert Chavy is een eigenzinnig man. Zo wilde hij het domein van zijn ouders niet overnemen: "Trop facile!" Hij bouwde zijn eigen zaak uit, eerst door het huren van wijngaarden. Nadien kon hij wat percelen kopen.
Zijn kelders krijg ik niet te zien: in plaats van de gebruikelijke degustatie opent hij een fles witte wijn (een regionale "appellation Bourgogne" die me bijzonder meevalt) en nodigt hij me uit om "mee te drinken met zijn vrienden". Zelf is hij al redelijk aangeschoten. Maar als ik naar mijn wagen stap om te vertrekken, zegt hij plots: "Tiens, je hebt maar één wijn geproefd. Kom morgen langs om nog wat flessen op te halen."
Hij houdt woord. De volgende dag geeft hij mij een Puligny-Montrachet, een Meursault en een Pommard mee. "Als je ze niet goed vindt, giet ze uit!" roept hij me na. Een bizarre kerel.
(Thuis proef ik zijn wijnen, die verbazend goed zijn, en vraag me af of Hubert niet koketteert met zijn "weinig werk"-theorie om zijn rebelse imago wat te ondersteunen. Of vergt het maken van goede wijn inderdaad minder werk dan de meeste wijnbouwers ons willen doen geloven?)
De sceptici
Van Hubert Chavy naar Jean-Nicolas Méo: het is een grote stap. Je komt van de rockcultuur terecht in de "bon chic bon genre"-wereld van notabelen, politici en zakenlui.
Jean-Nicolas is de zoon van Jean Méo, die een politieke functie combineerde met een carrière aan de top van het Franse zakenleven.
Hij had het wijndomein geërfd van een ver familielid, de kinderloze dochter van Etienne Camuzet, die in dezelfde kringen verkeerde. Vandaar dat het domein nog steeds Méo-Camuzet heet.
Jean Méo had evenwel geen tijd om zich met het wijndomein bezig te houden, besteedde het werk uit, en mocht zich om wettelijke redenen op latere leeftijd niet als wijnbouwer vestigen. Een keuze drong zich op: ofwel moest de zoon wijnbouwer worden, ofwel moest men het domein verkopen.
Voor Jean-Nicolas was het geen evidente keuze. Enerzijds voelde hij een morele verplichting ten opzichte van de familie om dit historische domein te behouden, anderzijds was hij - gezien zijn familiale afkomst - voorbestemd om in het Parijse zakenleven te stappen. Wijnbouwer worden in een oorverdovend stil dorp als Vosne-Romanée, was nu niet bepaald wat hij voor ogen had.
De familiale band haalde het. "Ten slotte heeft wijn ook een zakelijk aspect", zegt hij, "En bovendien heb ik altijd gehouden van lekker eten en drinken."
Jean-Nicolas deed dus vlug oenologische studies, en kreeg nadien als leermeester niemand minder dan de legendarische Henri Jayer.
Hij staat wat sceptischer tegenover de biologische wijnbouw, al heeft hij de puur chemische cultuur wel verlaten sinds een aantal jaren.
"We moeten eerlijk zijn", zegt hij, "Bio is niet altijd efficiënt. Er moet nog veel onderzoek gebeuren. Maar het is wel goed voor je imago. Ik zou dus eigenlijk beter zeggen dat ik een onvoorwaardelijke fan ben."
Hij lacht met het air van iemand die je geen blaasjes meer wijsmaakt.
Jean-Nicolas kan zijn afkomst niet verbergen: hij praat als een echte Parijzenaar, legt alles zeer omstandig uit, heeft allesbehalve een minderwaardigheidscomplex.
Maar tijdens de degustatie van meer dan 10 verschillende wijnen van het jaar 99 moet ik toegeven dat hij in zijn opzet geslaagd is: van Méo-Camuzet opnieuw een toonaangevend wijndomein maken.
Een nog groter scepticus tegenover de biologische wijnbouw is Gilles Jayer.
"C'est un peu du terrorisme", zegt hij, "Alsof alle andere methodes slecht zouden zijn. Maar ook de traditionele producten worden vandaag steeds ecologischer."
Hij maakt er verder weinig woorden aan vuil: "Iedereen doet wat hij wil."
Dat heeft hij zelf trouwens ook gedaan.
Hij heeft altijd op het ouderlijk domein Jayer-Gilles in Magny-les-Villers gewerkt (hij draagt dus dezelfde voornaam als de familienaam van zijn moeder). En nam nadien het domein over. Zijn ouders gingen 50 meter verderop wonen, om hun zoon toe te laten in het ouderlijk huis de zaak verder te zetten.
Zo eenvoudig gaat dat. Zijn ouders maakten hoog gequoteerde wijnen, en Gilles blijft die traditie gewoon voortzetten. Niet alle jonge wijnbouwers vinden het nodig zich af te zetten tegen hun familie.
Pascal Prunier uit Auxey-Duresses is ook zo'n stille werker van weinig woorden. Hij staat eveneens sceptisch tegenover de "mediatieke bio-aanhangers". En heeft ook altijd familiale problemen vermeden.
Maar "mine de rien" is hij toch zijn eigen weg gegaan. Zo heeft hij niet (zoals zijn broer Laurent ) gewacht tot hij het ouderlijk domein kon overnemen, maar is hij zelf begonnen met deels gekochte en deels gehuurde percelen.
Prunier kent zijn vak. Zijn witte en rode Auxey-Duresses, zijn Meursault en vooral zijn Beaune 1er Cru Les Sizies getuigen van zijn rechtlijnige aanpak zonder poespas, die leidt tot mooie, zachte, soepele wijnen.
En dan is er het fenomeen Philippe Charlopin. De zoon van een vondeling,
die op 16 jaar in de wijnbouw stapte, en - door een aantal commerciële risico's te nemen - een wijnbedrijf met 18 verschillende appellaties uitbouwde. Charlopin is een echte wijnondernemer, en evenmin een adept van de biologische of biodynamische wijnbouw. Zijn wijnen zijn fruitig, aromatisch, rond, sensueel, zonder veel terroir-expressie, en met weinig tannine. De vaak rustieke bourgognes van de vorige generaties vindt hij maar niets, dan prefereert hij nog de pinot noirs van de Nieuwe Wereld, waar zijn wijnen trouwens aan doen denken.
Zijn filosofie is eenvoudig: "Il faut que le pinot noir chante!"
Hijzelf zingt dan wellicht mee, want na een proefsessie langs zijn 18 appellaties opent hij nog een fles Gevrey-Chambertin Vieilles Vignes die hij met gulle hand in onze glazen schenkt.
"J'aime la Belgique!" lacht hij. En dat is niet verwonderlijk: 25% van zijn totale productie wordt door Belgen gedronken, en daarmee is België veruit zijn grootste markt.
Bourgogne beweegt
Het wordt tijd om terug te keren naar Charlopins grootste markt.
Eerst passeer ik nog bij Jean-Michel Gaunoux in Meursault, die de boterige stijl van de klassieke Meursault verlaten heeft en me een aantal mineralige, elegante Meursaults met veel finesse en fraîcheur laat proeven.
Als allerlaatste etappe stop ik in Marsannay, het laatste wijndorp vòòr Dijon, waar de enthousiaste Bernard Bouvier het domein van zijn vader heeft overgenomen, vaak in andere landen gaat proeven, en toegeeft dat hij nog veel te leren heeft.
Het getuigt allemaal van de grote openheid en nieuwsgierigheid die vandaag in Bourgogne aanwezig zijn.
Een Bourgondisch wijnetiket lezen
- Bourgogne is een versnipperd wijngebied, met vele kleine wijnboeren die vele kleine percelen bezitten, verspreid over verschillende gemeenten. Zo kan één bepaalde wijngaard eigendom zijn van meerdere wijnboeren, waardoor de wijnen ervan onder dezelfde naam van de wijngaard verkocht worden, maar kwalitatief grote verschillen kunnen vertonen. In Bourgogne is daarom de wijnbouwer een belangrijker criterium om een wijn te kiezen dan de gemeente of wijngaard.
- Bourgogne kent een aantal regionale appellaties (zoals Bourgogne en Côte de Nuits Villages), die bij goede wijnbouwers soms heel goede wijnen opleveren. De wijn is meestal afkomstig van verschillende wijngaarden uit de vermelde regio.
- Een trapje "hoger" staan de gemeentelijke appellaties, waarbij de wijn afkomstig kan zijn van verschillende wijngaarden uit die gemeente, maar ook van één wijngaard of perceel dat de wijnbouwer dan specifiek op het etiket vermeldt als een "lieu-dit". (De naam van dit "lieu-dit" moet op het etiket kleiner staan dan de naam van de gemeente).
- Dan komen de Premier Cru's. Dit zijn een aantal geselecteerde wijngaarden, die de wijnbouwer meestal op het etiket vermeldt: ofwel even groot als de gemeentenaam, ofwel met de toevoeging "premier cru". (Soms staat de wijngaard niet vermeld, maar alleen de gemeentenaam met de toevoeging "premier cru". In dat geval is de wijn afkomstig van verschillende premier cru-wijngaarden uit die gemeente.)
- Ten slotte zijn er de Grand Cru's, een 30-tal wijngaarden met wereldfaam die hun eigen "appellation" hebben gekregen. Het gaat hier om mythische namen zoals Le Chambertin, Le Musigny, Le Montrachet, La Romanée-Conti, ... Namen die vaak beroemder waren dan de dorpsnamen, zodat de dorpen die naam aan hun dorpsnaam hebben toegevoegd. Deze Grand Cru's zijn bijzonder duur, en zeker geen garantie voor kwaliteit: de ene wijnbouwer maakt er een godendrank van, de andere levert een schandalige kwaliteit voor een veel te hoge prijs.
- Omdat er zoveel kleine wijnbouwers zijn in Bourgogne, is het fenomeen van de "négociants" (wijnhandelshuizen) er zeer belangrijk. Zij kopen de kleine hoeveelheden druiven en wijn van verschillende wijnbouwers op, om ze te mengen tot commercieel verhandelbare hoeveelheden. Die wijnen zijn niet noodzakelijk van lagere kwaliteit. Handelshuizen als Faiveley, Latour, Drouhin, Bouchard en Jadot hebben een goede reputatie. Wel vertonen hun wijnen vaak een minder uitgesproken "terroir"-karakter.