Hoe geraakt een wijnbouwer aan nieuwe wijnstokken?
Zoals de meeste planten kunnen wijnstokken zich voortplanten via zaden. Maar de nieuwe planten die daaruit voortkomen, lijken niet op hun ouders. En dat is precies wat de wijnbouwer niet wil: hij wil nieuwe planten met dezelfde eigenschappen als degene die hij al heeft. Om op die manier druiven - en dus wijn - van hetzelfde karakter en dezelfde kwaliteit te produceren.
Vandaar dat wijnbouwers kiezen voor "asexuele" voortplanting van de wijnstok. Een methode uit het verleden bestond erin om een bestaande twijg van een wijnstok onder de grond te begraven, en wortel te laten schieten. Eens de nieuwe plant voldoende groot en sterk was, werd ze afgesneden van de moederstok.
Die methode volstond niet meer vanaf het einde van de negentiende eeuw, toen de plaag van de druifluis uitbrak. Men ontdekte toen dat Amerikaanse wijnstokken immuun zijn voor dit insect, zodat men alle Europese wijnstokken op Amerikaanse onderstammen moest enten. Dat delicate werk werd gedaan in gespecialiseerde kwekerijen, die toen ontstonden. Elke wijnstok bestaat vandaag dus uit twee stokken, die met elkaar worden verbonden en vergroeien.
Aanvankelijk werden in die kwekerijen nieuwe plantjes gecreëerd op basis van stekken van wijnstokken die wijnbouwers hen brachten. Vandaag maakt de wetenschap het mogelijk om klonen te creëren van een moederstok: genetisch identieke nieuwe planten die veel minder vatbaar zijn voor mutatie, ziektes en virussen. Kwekerijen verkopen deze door de overheid gecertificeerde klonen, die geselecteerd worden op bepaalde eigenschappen: regelmaat in de productie van druiven, grootte van de druiven, vermogen tot rijping, weerstand tegen ziektes, ... Vooral grote industriële wijngaarden maken er gebruik van. Critici wijzen erop dat klonen verantwoordelijk zijn voor gestandaardiseerde wijnen, omdat alle wijnstokken in de wijngaard volkomen identiek zijn.
Vandaar dat er nog altijd wijnbouwers zijn die alleen nieuwe planten willen op basis van botanisch materiaal uit hun eigen wijngaard omdat ze op die manier hun gevarieerde vegetale patrimonium in stand houden. Wettelijk mogen ze die nieuwe stokken echter alleen in hun eigen wijngaard aanplanten, omdat ze drager kunnen zijn van een virus waarvan de overheid de verspreiding wil beletten. In tegenstelling tot veilige en stabiele klonen die overal mogen aangeplant worden.
Wijnstokken kunnen 100 jaar oud worden (als ze niet vroegtijdig sterven door ziekte of schade). Maar de meeste wijndomeinen wachten niet zolang om ze te vervangen. Op gezette tijden wordt een bepaald aantal wijnstokken van een bepaalde leeftijd systematisch vervangen. Zo vermijdt men dat dat teveel wijnstokken ineens sterven of te oud worden om nog een rendabele hoeveelheid druiven te produceren. Nakomelingen worden in de wijnbouw dus zorgvuldig gepland.